Eigenlijk wilde Jean Dulieu vooral verhalen over de natuur vertellen. Voor Dulieu heeft iedere boom zijn eigen identiteit en karakter. Zeker in zijn eerste strips was Paulus voor hem vooral een middel om deze liefde voor de natuur in tekeningen te uiten.
Zo zijn de meeste bomen die in de Paulusboeken en strips staan afgebeeld natuurgetrouwe copiën van echte bomen. Hij tekende karakteristieke bomen tot in detail na (en dan met name de wortelpartijen) en voegde daar later pas de Paulusfiguren aan toe. Alle bomen uit zijn omgeving kent hij dan ook persoonlijk. "Elke boom, die ik heb getekend, ook al is dat dertig jaar geleden, vergeet ik nooit meer. Ze zijn stuk voor stuk bekenden van me geworden."
In de jaren zeventig vertelde hij hierover in diverse kranteninterviews:
"Ik ben altijd al een natuurliefhebber geweest. Ik ben in Amsterdam geboren en heb daar de eerste zeventien jaar van mijn leven gewoond, maar ik heb het altijd verschrikkelijk gevonden. We gingen ook vaak buiten Amsterdam fietsen. Destijds was je gauwer de stad uit dan nu, want wij woonden aan de Overtoom en als je die uitreed was je al in de weilanden. Daar waar nu Nieuw-West ligt, stonden toen prachtige oude boomgroepen, knotwilgen en boerderijtjes. Daar kon ik uren lopen en heerlijk fantaseren. Paulus was voor mij een figuur, waardoor ik in direct contact stond met de natuur, het buitenleven, de bossen, de dieren.
De bossen leerde ik kennen in de Gelderse Achterhoek, op vakanties. Jonge, jonge, wat je daar allemaal tegenkwam... Daar kun je nu alleen nog maar van dromen. Om de vijf minuten een buizerd boven je hoofd of zo. Of 's nachts, als je ging wandelen, allemaal uilen om je heen... Geweldig. Ik voelde me daar vreselijk op m'n gemak en als je in zo'n omgeving vaak rondzwerft en je hebt een beetje fantasie en je kunt nog tekenen ook, dan moet op een gegeven moment wel zoiets als Paulus geboren worden.
Paulus is een natuurbeschermer van het eerste uur. Dat speelt onopvallend door al die verhaaltjes heen. Wij hebben van 1946 tot 1953 op een boerderij op Terschelling gewoond. In die tijd heb ik gezien hoe alles grondig wordt vernield door ruilverkaveling. Hekjes weg, slootjes weg, houtwal weg. Terschelling wordt overstroomd door touristen en die klagen steen en been omdat al dat schoons verdwenen is. Paulus protesteert doorlopend tegen dit soort zaken. Niet openlijk. Alleen door zijn aanwezigheid. Door het afwezig zijn van alles wat op modernisering lijkt. Er zijn in het bos geen huizen, geen wegen, geen vervuilende apparaten. Professor Punt vindt weliswaar steeds een stomend of rokend monster uit, maar dat vormt geen enkele bedreiging voor het bos, omdat het toch altijd weer uit elkaar barst. En Paulus wordt dan boos, want dat monster maakt herrie en het stinkt. Voor techniek is geen plaats in zijn wereld."